Snoei roos

 

Snoei van een roos

 

Tijdstip van snoei

 

Rozen snoeit u als de groeiknoppen op de halve hoogte van de sterkste takken beginnen te zwellen; dit is afhankelijk van het weer tussen half februari en half maart. Vroeger snoeien (december/januari) kan leiden tot te vroege groei en beschadiging door vorst.

 

Miniroosjes

 

Miniroosjes kunt u terugsnoeien tot op 15 cm vanaf de grond; u hoeft geen groeipunten, ook wel ogen genoemd te tellen. U kunt de rozen vanaf begin af aan op deze manier snoeien. 

 

Trosrozen en grootbloemige rozen

 

Snoei in het eerste jaar na aanplant:

Snoei elke scheut tot op 2 tot 4 ogen (groeipunten) of 15 cm vanaf de grond om het ontstaan van sterke basisscheuten te bevorderen. (half februari-half maart)

 

Snoei in de volgende jaren:

Snoei zware takken terug tot 4 tot 6 ogen of 25 cm vanaf de grond. Minder zware takken en zijscheuten snoeit u terug tot 2 tot 4 ogen (groeipunten) of 15 cm vanaf de grond. Dood of ziek hout, takken die elkaar kruisen of naar binnen groeiende takken snoeit u helemaal weg. 

 

Door tijdens de bloei regelmatig de uitgebloeide bloemen weg te nemen bevordert u nieuwe knopvorming.

 

Wild opschot dat vanaf onder de oculatie groeit altijd verwijderen. (oculatie: bij een struikroos en een leiroos is dit het punt waarop de wortels overgaan in de vertakking; bij een roos op stam is dit het punt waarop de stam overgaat in de vertakking.)

 

Klim(lei)rozen

 

Snoei in het eerste jaar na aanplant: 

Snoei de drie sterkste (= meest gezonde en dikste) takken terug tot op 25 cm, eventuele overige scheuten kunt u verwijderen.

 

Nadat de nieuwe scheuten zich hebben ontwikkeld kunt u deze uitleiden; de meeste bloei verkrijgt u door de takken horizontaal mogelijk uit te leiden. Het eerste jaar na aanplant kunt u nog niet rekenen op een optimale bloei! De meeste rozen bloeien immers op jonge zijscheuten van takken die het jaar ervoor gevormd zijn.

 

Snoei in de volgende jaren:

Zorg voor drie tot vijf goede gesteltakken van de klim(lei)roos; de zijtakken die hierop groeien, leidt u regelmatig bij; de zijtakken van de gesteltakken snoeit u terug tot op 10 cm van de gesteltak voor de bloemzetting.

 

Na drie tot vier jaar kunt u nieuwe gesteltakkenlaten groeien die op en duur de oude gaan vervangen. 

 

Wild opschot dat vanaf onder de oculatie groeit altijd verwijderen. (oculatie: bij een struikroos en een leiroos is dit het punt waarop de wortels overgaan in de vertakking; bij een roos op stam is dit het punt waarop de stam overgaat in de vertakking.)

 

Rozen op stam

 

Rozen op stam kunt u op dezelfde manier terug snoeien als een struikroos; u telt alleen niet de ogen of aantal cm vanaf de grond, maar vanaf de oculatie (het punt waarop de takken ontspruiten).

 

Wild opschot dat vanaf onder de oculatie groeit altijd verwijderen.

 

Verdere verzorging van rozen

Zorg voor een goede standplaats; een roos voelt zich optimaal in de volle zon!

 

Laat de roos tot het moment van aanplanten met de wortels verpakt om uitdrogen van de wortels te voorkomen. Laat een roos nooit langer dan 24 uur in de zak boven de grond. Desnoods kunt u ze tijdelijk opkuilen. 

 

Rozen groeien het liefst op een goed doorlatende, losse en voedselrijke grond. Zavel of lichte kleigrond zijn zeer geschikt (wel goed bewerken; hoe korreliger de grond waarin de roos komt te staan hoe beter de grond rond de wortels sluit). Op droge arme zandgrond groeit een roos slechts na een bodemverbetering door het aanbrengen van mest/compost. 

 

Maak de wortels van de rozen vóór aanplant goed nat. Zorg voor een ruim plantgat (minimaal 35 x 35 cm) en een ondergrond die tot minimaal 60 cm goed los is. Bij veredelde rozen moet de oculatie bij aanplant 5 cm onder de grond komen om bevriezing te voorkomen. Druk de grond rond de rozen goed aan (niet stampen!) en water de rozen aan rond de stam om te zorgen dat het zand goed de wortels sluit. 

 

Plantafstand miniroosjes 40 cm, groter wordende struikrozen 60 cm; meestal wordt in een Driehoeks verband aangeplant.

 

Mest rozen ieder voorjaar vanaf half mei bij met een mengmest of een organische meststof; eventueel in juni herhalen. Mest nooit later dan half augustus aanbrengen; de scheuten die door een late bemesting nog worden gevormd zijn gevoelig voor vorstschade. 

 

Plant rozen nooit op dezelfde plaats waar mal ooit rozen hebben gestaan i.v.m. bodemaaltjes. Wilt u toch rozen op dezelfde plaats, dan zult u de grond tot minimaal 60 cm diep moeten vervangen om te voorkomen dat de nieuwe rozen slecht groeien. 

 

Rozen staan bekend om hun gevoeligheid voor meeldauw (een witte waas aan de onderkant of bovenkant van het blad) en sterroetdauw (bruinzwarte puntjes op het blad, gevolgd door een geel verkleuring van het blad). Beide schimmelvormen kunt u bestrijden met een schimmelbestrijder. Ook luizen komen veelvuldig voor met name op de jonge scheuten van de roos; ook zij zijn met een luizenbestrijder te verjagen. Belangrijk is om een roos in goede conditie te houden om ziekten en plagen te voorkomen. Mest een roos regelmatig bij; het bloeien en vormen van nieuwe scheuten vraagt immers veel energie.